BLOG Dementie (16): Gehechtheid en draagkracht

Rond de eeuwwisseling hebben enkele Leidse studenten onderzoek gedaan naar het effect van echtparencounseling en de rol die gehechtheid daarbij speelt. Als zowel mensen met dementie als hun partners veilig gehecht zijn, ervaren zij in het algemeen minder verwerkingsproblemen dan als beiden onveilig gehecht zijn.
BLOG Dementie (16): Gehechtheid en draagkracht

Dit persoonlijkheidskenmerk speelt een belangrijke rol bij de draagkracht van de familie. Bij de gezonde partners van de echtparen valt het volgende op. Veilig gehechte partners leren vooral van de psycho-educatieve elementen van de begeleiding. Zij leren de ander minder centraal te stellen en meer egocentrisch te zijn. Daar profiteert deze van: ze krijgen ‘meer lucht’, men zit hen minder ‘op de huid’. En dat voelt aangenamer dan voorheen.

Onveilig gehechte partners leren vooral van de psychotherapeutische elementen van de begeleiding. Zij leren juist het tegendeel, namelijk meer aandacht geven aan de ander en minder egocentrisch zijn. Ook dat komt deze ten goede: er is meer aandacht voor wat zij voelen en meemaken. En dat is eveneens prettiger dan voorheen. Bij begeleiding van echtparen dient men dus van meet af aan een beeld te hebben van hun afzonderlijke gehechtheid, omdat het resultaat van de begeleiding mede daarvan afhankelijk is. Een en ander is overigens terug te vinden in het effect van bezoek aan Alzheimer Cafés: niet iedereen neemt daar altijd hetzelfde mee naar huis.

Het is geen wonder dat de draagkracht die men ervaart mede van invloed is op de wens van familie tot opname. Maar ook later nog op hun verlangen naar het einde, hoe dan ook geformuleerd. Daarbij kan de ervaren draagkracht ook groter worden door bepaalde interventies, zoals (het accepteren van) praktische hulp aan huis. Soms verdwijnt het dringende verzoek aan de dokter om euthanasie wanneer door goede begeleiding schuldgevoelens (vanwege de opname) of eigen verdriet geen rol meer spelen. De behoefte om een emotioneel onzekere periode voor jezelf af te sluiten is dan verdwenen.

Ook zogenoemde ‘domotica’ kunnen de door familie ervaren draagkracht positief beïnvloeden. Zij kunnen zorgtaken verlichten. Het doel ervan is prijzenswaardig, namelijk het verhogen van de kwaliteit van wonen en leven. Maar deze ‘huisautomatisering’ verhoudt zich negatief ten opzichte van wat mensen met dementie nodig hebben. Mensen met dementie die alleen in de eigen woning zijn, weglopen de straat op, of rondzwerven in de gangen van een verpleeghuis, zijn gemakkelijk te volgen of kunnen worden teruggevonden door een uitgekiend alarmeringssysteem. Dat heeft ongetwijfeld voordelen: het maakt (centraal) toezicht mogelijk bij loopdrang, het schept vrijheid en vreugde, maakt onafhankelijk, enzovoort. Maar het schept controle zonder menselijk contact. Het staat daardoor haaks op wat ieder mens in nood, en zeker mensen met dementie in een gevorderde fase van de ziekte, nodig hebben. Want als ze op zoek gaan naar huis of naar moeder, zoeken zij in de regel veiligheid, troost en warmte. Ze gaan lopen om juist niet alleen te zijn. Menselijk contact, nabijheid, een arm en rustig spreken helpt: dan komt er rust, al is het maar voor even. 

Het is duidelijk dat in dementie gespecialiseerde casemanagers onontbeerlijk zijn voor de familie, want ‘met liefde alleen kom je er niet’. Zo’n casemanager heeft altijd basisinformatie over de regionale ‘sociale kaart’ en algemene kennis over dementie paraat. Maar in het bijzonder heeft deze van meet af aan kijk op zoveel mogelijk factoren die gedurende het hele proces een negatieve en/of positieve rol kunnen spelen om het  evenwicht thuis te bewaren. Een ter zake kundige casemanager moet ieders individuele situatie psychologisch kunnen invoelen en de dynamiek ervan kunnen doorgronden. Deze moet in staat zijn om op elk gewenst moment in het proces van dementie als het ware terug te kijken in ieders individuele ‘ziektegeschiedenis’. Daardoor ontstaat er, zij het een kort, gezamenlijk verleden. Dat schept het nodige vertrouwen voor wat komen gaat. Anderzijds moet de casemanager in staat zijn om problemen in de (nabije) toekomst op tijd in te schatten en aan de bel te trekken in plaats van achter de feiten aan te lopen.

Deskundige casemanagers en dito psychologen zijn vaak in één van de 250 Alzheimer Café’s te vinden.

 

Dr. Bère Miesen (*1946), psychogerontoloog is sinds 1969 werkzaam in de zorg voor mensen met dementie, hun familie en professionele verzorgenden.  Hij is onder andere auteur van Bij Alzheimer op schoot. Verstand van dementie.  Meer over onze bloggers vindt u HIER.

 



Naar homepage




Nooit meer burn-out

Ontwerp voor digitale transformaties van (zorg)organisaties

De patient terug van weggeweest